Een rustige ruimte georiënteerd op het noordoosten aan het zoete water klinkt als de perfecte habitat voor een oeverzwaluw. Dan zijn er twee onderdelen vereist; woonruimte en eten.
Woonruimte
De woonruimte kan gemaakt worden of is er in sommigen gevallen al. Het bestaat uit een kale zandige of lemige steile wand . Hierin worden nestholten uitgegraven in zo’n twee tot drie dagen. Deze kunnen wel anderhalve meter diep zijn. In een kunstmatig aangelegde broedwand wordt een betonnen voorwand met gaten erin gemaakt. Dit zorgt voor meer stabiliteit. De diertjes moeten zelf wel de opwaartse elliptische gangen graven anders loopt er regen in. En dit is namelijk deel van hun broedgedrag. Als de wand instort kan de volwassen vogel zich uitgraven, hiervoor en door het waterpeil maken ze hun nestholte hoger in de berg. De wanden moeten dan wel groot genoeg zijn zodat er genoeg ruimte is tussen de gaten, minimaal zo’n anderhalve meter hoog en drie meter breed.
Eten
Het eten hangt af van het weer, hier wordt namelijk snel op geanticipeerd. Oeverzwaluwen jagen uitsluitend op dierlijk voedsel uit de lucht. Zoals muggen en anderen insecten. Dit kunnen zelf-vliegende of passief opwaaiende dieren zijn. Dit is vrijwel altijd aanwezig bij rivieren en slootjes.
De nestelende oeverzwaluw zorgt voor een dynamisch uitzicht en een bijzonder geluid. Ze hebben een knisperende zang en roep. Door de zwaluwen binnen de stad opnieuw een woonplek te bieden nadat we ze vroeger verjaagd hebben zal de insectenpopulatie op peil worden gehouden. Hiermee creëren we een balans tussen mens en natuur.